Behandelde onderwerpen in deze nieuwsbrief:
Uitbreiding loonbelastingtabellen
Een werkgever houdt bij verloning van haar werknemers (meestal) rekening met de loonheffingskorting. De loonheffingskorting bestaat uit heffingskortingen (belastingdeel en premiedeel) én de arbeidskorting. Op dit moment heeft elke werknemer hier recht op. Per 2019 gaat dit veranderen; dan geldt het belastingdeel van de loonheffingskorting alleen nog maar voor inwoners van Nederland.
Hoofdregel hierbij is dat een inwoner van Nederland degene is die hier zijn permanente woon- en verblijfplaats heeft en zijn sociale en economische leven hier afspeelt. Wanneer een werknemer zowel in Nederland als in het buitenland verblijft, kan hij geen gebruik maken van de volledige loonheffingskorting. Uitzondering hierop zijn bewoners uit andere lidstaten van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, Liechtenstein, Zwitserland, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voor hen blijft het belastingdeel van de arbeidskorting ook van toepassing.
Vanaf 2019 zullen werkgevers moeten vaststellen of zijn werknemers inwoner van Nederland zijn of niet. Bij twijfel hierover kan de werknemer op verzoek een zogenoemde woonplaatsverklaring bij de (Nederlandse of buitenlandse) Belastingdienst aanvragen.
In de loonbelastingtabellen wordt vanaf 2019 onderscheid gemaakt in drie groepen werknemers:
Mogelijkheden bij (vaste) kostenvergoedingen
Bij regelmatige terugkerende kosten scheelt het veel administratieve rompslomp om een (vaste) kostenvergoeding met de werknemer af te spreken. Om deze vergoeding onbelast te kunnen verstrekken, dient aan bepaalde voorwaarden te worden voldaan en is afhankelijk van het soort vergoeding.
1. Gerichte vrijstelling.
– Het bedrag is aannemelijk te maken
– Er is een specificatie aanwezig
– Er is vooraf onderzoek gedaan ter onderbouwing
– De vaste vergoeding wordt aangewezen als eindheffingsloon.
2. Intermediaire kosten.
– Het bedrag is aannemelijk te maken
– De kosten worden per kostenpost naar aard en omvang gespecificeerd
– Er is vooraf onderzoek gedaan ter onderbouwing
– De intermediaire kosten hoeft niet als eindheffingsloon aangewezen te worden
3. Vrije ruimte.
– Wanneer de kostenvergoeding niet onder de gerichte vrijstelling of intermediaire kosten vallen, kan deze alleen onbelast vergoed worden door ze als eindheffingsloon ten laste van de vrije ruimte te brengen.
Winst uit onderneming of hobby?
Wanneer een ZZP-er of freelancer inkomsten geniet, is het niet altijd duidelijk of deze in Box I aangegeven dienen te worden als Winst uit Onderneming (WuO) of als Resultaat uit overige werkzaamheden. Belangrijk hierbij is de vraag of er sprake is van een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal in het economisch verkeer, of er ondernemingsrisico gelopen wordt en of er winst beoogt wordt.
Wanneer deze elementen niet (voldoende) aanwezig zijn, zal er geen sprake kunnen zijn van Winst uit Onderneming en heeft de resultaatgenieter geen recht op zgn. ondernemersfaciliteiten, zoals investeringsaftrek, zelfstandigenaftrek en startersaftrek.
Spelregels bij aftrek voorheffing
Niet alle BTW die bij u in rekening wordt gebracht, kan in aftrek worden genomen. In de eerste plaats dient u een ondernemer voor de BTW te zijn, met een eigen BTW-nummer. Daarnaast moet u ondernemer zijn, op het moment dat de goederen en/of diensten worden aangeschaft. Alleen die in rekening gebrachte BTW kan als voorheffing in aftrek worden gebracht, die betrekking heeft op inkopen, kosten en investeringen voor zover dit toerekenbaar is aan de bedrijfsactiviteiten. Wanneer er binnen een onderneming zowel belaste als vrijgestelde prestaties plaatsvinden, zal de voorheffing op de inkoop juist toegerekend moeten worden.
Hiernaast zijn nog een aantal voorwaarden voor aftrek te noemen:
BTW op eten en drank in horecagelegenheden zijn nooit in aftrek te brengen, ook niet als het om een zakelijke lunch of diner gaat. De BTW op hotelovernachtingen zijn echter wel aftrekbaar, voor zover het zakelijke kosten zijn.
Beperking van inlenersaansprakelijkheid
Er is sprake van inlenersaansprakelijkheid wanneer een organisatie personeel inleent, bijvoorbeeld bij een uitzend- of detacheringsbureau (uitlener). De organisatie kan door de Belastingdienst hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden als de uitlener niet aan de afdrachtsverplichtingen voor loonheffing of omzetbelasting voldoet.
Om deze aansprakelijkheid te beperken is het belangrijk om eerst goed te kijken om wat voor uitlener het gaat. Uitleners van arbeidskrachten zijn verplicht zich als zodanig te registreren bij de Kamer van Koophandel. Tevens kan vooraf gevraagd worden om een Verklaring inzake betalingsgedrag bij de uitlener. De Belastingdienst geeft deze verklaring af, waarin het aangeeft dat de uitlener zijn belastingen heeft voldaan.
Wanneer een organisatie personeel inleent van een uitlener die in het register van Stichting Normering Arbeid (SNA) is opgenomen, is – onder voorwaarden – sprake van volledige vrijwaring van inlenersaansprakelijkheid.
Daarnaast kan een deel van het factuurbedrag van de uitlener, dat is bestemd voor de loonheffing, worden gestort op een aparte zgn. G-rekening (geblokkeerde rekening). De uitlener kan het geld op deze rekening alleen gebruiken voor betalingen aan de Belastingdienst. Voor het bedrag dat gestort is op een G-rekening is de organisatie gevrijwaard van aansprakelijkheid.