Behandelde onderwerpen in deze nieuwsbrief:
Richtlijnen inrichtingseisen zakelijke bestelauto
Onlangs heeft het ministerie van Financiën de interne richtlijnen gepubliceerd, die de Belastingdienst hanteert bij de beoordeling van de inrichtingseisen van zakelijke bestelauto’s.
Een bestelauto kan volgens de richtlijnen aangemerkt worden als zakelijke bestelauto als zij naar aard en inrichting uitsluitend (of nagenoeg uitsluitend) geschikt zijn voor het vervoer van goederen. Het gaat daarbij telkens om bestelauto’s zonder dubbele cabine.
Een zakelijk bestelauto is:
Forfaitair rendement Box III voor 2018 bekend
Demissionair staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft de percentages voor het forfaitair rendement op sparen en beleggen van Box III voor belastingjaar 2018 bekend gemaakt. Het forfaitair rendement voor sparen wordt 1,30% (2017: 1,63%) en voor beleggen wordt 5,38% (2017: 5,39%).
Tot en met belastingjaar 2016 werd met een forfaitair rendement van 4% gerekend over het gehele Box III-vermogen. Vanaf 2017 is dit gewijzigd. Zo wordt het Box III-vermogen in drie schijven verdeeld, waarbij de Belastingdienst ervan uit gaat dat er meer rendement wordt gehaald bij een hoger vermogen. Tevens neemt zij aan dat naarmate het vermogen hoger is, er in verhouding meer wordt belegd. Bij iedere schijf wordt daarom gebruik gemaakt van een hoger percentage voor beleggen om het fictief rendement van het Box III-vermogen te berekenen. Dit ziet er als volgt uit:
Schijf | Grondslag sparen en beleggen
na heffingsvrij vermogen € 25.000 p.p. |
Sparen 1,3% |
Beleggen
5,38% |
2018
% gem. rendement |
2017 % gem. rendement |
1 | Tot en met € 75.000 |
67% |
33% | 2,646% |
2,871% |
2 | Vanaf € 75.001 tot en met € 975.000 |
21% |
79% | 4,523% |
4,600% |
3 | Vanaf € 975.001 |
0% |
100% | 5,380% |
5,390% |
Voor de vaststelling van de percentages voor belastingjaar 2018, zijn de cijfers/rendementen van 2016 relevant. De percentages voor belastingjaar 2019 worden dus bepaald naar aanleiding van de rendementen van 2017. Men neemt hierbij ook de huizenprijsontwikkeling en de kapitaalmarktrente mee.
Compensatieregeling transitievergoeding voor langdurig arbeidsongeschikten
In maart 2017 heeft demissionair Minister Asscher van Sociale Zaken, een wetsvoorstel neergelegd bij de Tweede Kamer, waarin maatregelen worden genomen om werkgevers te compenseren voor de transitievergoeding bij ontslag van langdurig zieke werknemers.
Vanaf de invoering van de Wet op Werk en Zekerheid per 1 juli 2015, zijn werkgevers verplicht om ook langdurig zieke werknemers een transitievergoeding te betalen bij uitdiensttreding. Dit wordt door de werkgevers als onredelijk ervaren, aangezien zij tijdens de arbeidsongeschiktheidsperiode van de werknemer verplicht waren tot loondoorbetaling én re-integratiekosten hebben moeten maken in het kader van de Wet Poortwachter.
Om betaling van de transitievergoeding te vermijden, hebben sommige werkgevers ervoor gekozen om na afloop van het opzegverbod en de verplichting tot loondoorbetaling, het dienstverband NIET te beëindigen. Hierdoor zijn zgn. slapende dienstverbanden ontstaan.
Arbeidsongeschikte werknemers voelen zich hierdoor gedupeerd; na twee jaar arbeidsongeschiktheid ontvangen zij geen loon meer, maar op deze wijze ook geen transitievergoeding. Om bovengenoemde situatie te voorkomen heeft de demissionaire Minister een compensatieregeling voorgesteld. Dit voorstel houdt in dat werkgevers compensatie kunnen krijgen van de transitievergoeding die zijn of worden toegekend in situaties van:
De transitievergoeding wordt verstrekt door het UWV en zal bekostigd worden uit het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). Daartoe zal de premie voor Awf in 2019 met 0,5% stijgen.
De Raad van State is het niet eens met het genoemde voorstel, omdat zij liever ziet dat de oorzaak van het probleem wordt aangepakt (de financiële verplichtingen bij ziekte voor de werkgever) in plaats van compenseren. De financiële last van de transitievergoeding vervalt niet, maar wordt verdeeld over het collectief van werkgevers, via de verhoging van de Awf-premie.
Ondanks het verzoek van de Raad van State om het wetsvoorstel te heroverwegen, is het voorstel bij de Tweede Kamer voorgelegd. Gezien de situatie van een demissionair kabinet én de kritiek van de Raad van State, is nog niet zeker of dit voorstel wordt aangenomen.
Wordt vervolgd…
Subsidiemogelijkheden voor het (Noordelijk) MKB
Voor (innovatieve) bedrijven in het MKB die investeren in product- of procesontwikkeling, in speur- en ontwikkelingswerk of energiebesparende bedrijfsmiddelen/duurzame energie, zijn er diverse mogelijkheden voor subsidies en financiële en fiscale tegemoetkomingen.
Onderstaand noemen we een aantal:
WBSO 2017
Bedrijven die zelf uren steken in Speur en Ontwikkelingswerk (inclusief Research & Development), kunnen gebruik maken van de Wet Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk. Deze bedrijven kunnen een voordeel genieten in de vorm van lagere afdracht loonheffing.
Tot € 350.000 aan R&D-(loon)kosten bedraagt de afdrachtskorting 32% van deze kosten.
MIA/EIA/VAMIL
De MIA (Milieu-investeringsaftrek) en Vamil (Vrije afschrijving milieu-investeringen) zijn subsidies op milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. De EIA (Energie-investeringsaftrek) stimuleert investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen.
De MIA en EIA betreft een extra aftrekpost in de aangifte Inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. De aftrek is een percentage van de investering.
Met de Vamil kan een investering, binnen de gangbare afschrijvingsperiode, willekeurig worden afgeschreven. Hiermee kan een rente- en liquiditeitsvoordeel behaald worden.
Welke bedrijfsmiddelen voldoen aan de voorwaarden voor MIA/EIA/VAMIL, wordt jaarlijks gepubliceerd in de Milieulijst en/of Energielijst.
VIA 2017
De Versneller Innovatieve Ambities 2017 bestaat alleen voor MKB-ondernemingen in de provincies Drenthe, Friesland en Groningen. Voor subsidie komt in aanmerking een activiteit die ziet op de ontwikkeling van:
Hieronder valt ook het ontwikkelen, bouwen en testen van een fysiek prototype en het testen en valideren ervan.
Per onderneming bedraagt het subsidiepercentage 30% van de in aanmerking komende kosten. Bij een samenwerking tussen twee of meerdere ondernemingen bedraagt het percentage 45%.
Mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT)
Het doel van de MIT-regeling is innovatie bij het midden- en kleinbedrijf over regiogrenzen heen te stimuleren en bestaat uit een Innovatie-adviesproject en een Haalbaarheidsproject.
Bij een Innovatie-adviesproject is maximaal 50% van de kosten subsidiabel met een maximum van € 10.000. Het gaat hierbij om kosten die gemaakt zijn bij het inschakelen van een kennisinstelling of onafhankelijke adviesorganisatie bij een toepassingsgerichte kennisvraag, dan wel dat er geadviseerd wordt over en begeleid wordt bij de marktintroductie van een nieuw product of dienst.
Bij het Haalbaarheidsproject is 40% van de kosten subsidiabel met een maximum van
€ 25.000. Een haalbaarheidsproject bestaat voor ten minste 60% uit een haalbaarheidsstudie, eventueel aangevuld met industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling. Hierbij hoeft niet persé gebruik gemaakt te worden van een externe deskundige.
Programma Innovatief en Duurzaam MKB Groningen
Dit programma richt zich op Groningse MKB-ers met concrete innovatieve en duurzame projecten die de Groninger economie stimuleren.
De selectiecriteria hierbij zijn:
De subsidie bedraagt maximaal 25% van de totale subsidiabele kosten, met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 50.000
Economic Board Groningen (EBG) Adviesregeling
MKB-ondernemers in één van de gemeenten Eemsmond, Appingedam, Delfzijl, Slochteren, Winsum, Ten Boer, Bedum, De Marne, of Loppersum kunnen een subsidie van maximaal € 2.500 ontvangen wanneer zij advieskosten maken op het gebied van bedrijfsoverdracht, aanvraag (risico-)financiering, opstellen businessplan of beoordeling van een investeringsplan.
De criteria waaraan moet worden voldaan zijn:
Voor deze subsidieregeling is een budget beschikbaar van € 180.000.
Voor alle bovengenoemde regelingen geldt, dat het verstandig is contact met ons kantoor op te nemen, alvorens een (investerings-)verplichting aan te gaan. Want naast bovengenoemde subsidies bestaan meerdere regelingen die van toepassing kunnen zijn. Daarnaast moeten bepaalde subsidiemogelijkheden aangevraagd worden, vóórdat de verplichting is aangegaan.