Nieuwsbrief van 24 september 2018
Behandelde onderwerpen in deze nieuwsbrief:
- Nieuwe Arbowet
- BTW ander EU-land terugvragen
- Belastingplan 2019
Nieuwe Arbowet
Met ingang van 1 juli 2018 is de nieuwe Arbowet een feit. De belangrijkste wijzigingen zijn:
Basiscontract
Iedere werkgever moet nu beschikken over een basiscontract (overeenkomst) met een arbodienst of bedrijfsarts. Hierin worden afspraken gemaakt wanneer een werkgever gebruik gaat maken van kerndeskundigen. Afspraken m.b.t. extra ondersteuning door een arbodienst wordt vastgelegd in een Basispluscontract.
Second Opinion
Bij twijfel over de juistheid van het advies van een bedrijfsarts, kan een werknemer om een Second Opinion verzoeken bij een andere bedrijfsarts, die verbonden is aan een andere arbodienst. Daarnaast dient iedere bedrijfsarts een klachtenprocedure-regeling te hebben.
Open spreekuur
Om klachten en verzuim te voorkomen, is een werknemer vrij om een bedrijfsarts te bezoeken bij vragen over werk-gerelateerde gezondheidsklachten. De bedrijfsarts heeft tevens vrij toegang tot de werkvloer om op de hoogte te zijn van de arbeidsomstandigheden.
Adviesrol
De bedrijfsarts krijgt een meer adviserende rol bij het toepassen van preventieve maatregelen voor gezond en veilig werken. Ook adviseert de bedrijfsarts bij ziekteverzuimbegeleiding.
Preventiemedewerker
Ieder bedrijf moet ten minste één werknemer aanwijzen als preventiemedewerker. De preventiemedewerker heeft als taak om samen met de bedrijfsarts en andere arbodienst-verleners te adviseren. Bij kleinere bedrijven (< 25 werknemers) kan dit ook de werkgever zijn.
Ondernemingsraad
De Ondernemingsraad (OR) krijgt meer betrokkenheid bij het arbobeleid bij grote bedrijven.
Toezicht en handhaving
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan aan werkgevers, arbodienstverleners en bedrijfsartsen sancties opleggen wanneer zij de regelgeving en het basiscontract niet naleven.
BTW ander EU-land terugvragen
Wanneer u in 2017 buitenlandse BTW in een ander EU-land heeft betaald, dan kunt u deze BTW tot en met 30 september 2018 terugvragen.
Voor het terugvragen gelden enkele voorwaarden:
- Teruggaveverzoek dient uiterlijk 30 september 2018 ingediend te zijn;
- De buitenlandse inkoopfacturen voldoen aan de factuurvereisten van het betreffende EU-land; dit kunnen andere vereisten zijn als de Nederlandse;
- De betaalde BTW moet in het betreffende EU-land wel aftrekbaar zijn;
- Het teruggaveverzoek bedraagt minimaal € 50 over het hele kalenderjaar. Bij een periode van minimaal 3 maanden geldt een teruggavedrempel van € 400 (per land).
Terugvragen van buitenlandse BTW uit EU-land kan vanaf 2010 alleen nog via een elektronisch portaal bij de Belastingdienst. Hiervoor is een speciale inlogcode noodzakelijk.
Deze inlogcode is aan te vragen op de website van de Belastingdienst (https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoverstijgend/rekenhulpen/aanvraag_inloggegevens_voor_terugvragen_btw_uit_eu_landen)
Tussen de aanvraag en ontvangst van de inlogcode zit ongeveer vier weken; deze dient dus tijdig aangevraagd te worden/zijn!
Belastingplan 2019
Ieder jaar op de derde dinsdag van september, Prinsjesdag, presenteert het kabinet het Belastingplan voor het komende jaar aan de Tweede Kamer. Hieronder geven wij een overzicht van de belangrijkste voorstellen uit het plan voor 2019. Deze voorstellen dienen nog wel behandeld te worden in de Tweede Kamer en vervolgens Eerste Kamer, alvorens zij definitief zijn.
Inkomstenbelasting
- In 2021 wordt het aantal belastingschijven in Box I teruggebracht van vier naar twee belastingschijven. Er zal een basistarief van 37,05% gelden voor inkomens onder
€ 68.507. Hogere inkomens worden belast tegen 49,5%. In de komende jaren zullen de tarieven van de vier schijven al meer naar elkaar toe groeien.
- De komende drie jaar gaat de maximale algemene heffingskorting stapsgewijs omhoog, zodat werknemers met een laag inkomen bij invoering van het tweeschijvenstelsel hiervan ook profiteren.
- Evenals de algemene heffingskorting, gaan ook de arbeidskorting, jonggehandicaptenkorting, ouderenkorting voor lagere inkomens en de alleenstaande-ouderenkorting omhoog in 2019.
|
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
Max. algemene heffingskorting
< AOW-leeftijd |
2.265 |
2.477 |
2.642 |
2.753
|
Max. algemene heffingskorting
> AOW-leeftijd |
1.157
|
1.268
|
|
|
Max. arbeidskorting
|
3.249 |
3.399 |
3.706 |
3.941
|
Afbouw arbeidskorting vanaf |
33.112
|
34.060 |
35.208 |
36.344
|
Max. inkomensafhankelijke combinatiekorting |
2.801
|
2.835
|
|
|
Jonggehandicaptenkorting
|
728 |
737
|
|
|
Ouderenkorting (lagere inkomens)
|
1.418 |
1.596
|
|
|
Ouderenkorting (hogere inkomens) |
72
|
72
|
|
|
Alleenstaande-ouderenkorting |
423
|
429
|
|
|
|
|
|
|
|
Tarief eerste schijf < AOW-leeftijd |
36,55%
|
36,65% |
|
37,05%
|
Tarief eerste schijf > AOW-leeftijd |
18,65%
|
18,75%
|
|
|
Lengte eerste schijf |
20.142
|
20.384 |
|
68.507
|
Tarief tweede schijf < AOW-leeftijd |
40,85%
|
38,10% |
|
49,50%
|
Tarief tweede schijf > AOW-leeftijd |
22,95%
|
20,20%
|
|
|
Lengte tweede schijf |
13.852
|
13.916
|
|
–
|
Lengte tweede schijf, AOW geboren ná
1 januari 1946 |
14.262
|
14.433
|
|
–
|
Tarief derde schijf |
40,85%
|
38,10%
|
|
–
|
Lengte derde schijf |
34.513
|
34.207
|
|
–
|
Lengte derde schijf, AOW geboren ná
1 januari 1946 |
34.103
|
33.690
|
|
–
|
Tarief vierde schijf |
51,95%
|
51,75% |
|
–
|
|
|
|
|
|
Tarief Box II |
25%
|
25% |
26,25 |
26,9%
|
- Per 1 januari 2020 zal het tarief voor de aftrek van de kosten van de eigen woning versneld worden afgebouwd. Nu wordt het tarief nog jaarlijks met 0,5%-punt afgebouwd; straks zal dat 3%-punt per jaar bedragen. Het aftrektarief komt per 1 januari 2023 uit op 37,05%. Dit is dan gelijk aan het basistarief van het tweeschijvensysteem.
- Het percentage van de eigenwoningforfait gaat, ter compensatie van de verlaagde aftrek van de kosten, de komende jaren omlaag van 0,70% van WOZ-waarde in 2018 naar 0,45% van WOZ-waarde in 2023 voor woningen tot € 1.060.000. Het eigenwoningforfait voor woningen boven € 1.060.000 blijft 2,35%.
- De fiscale aftrek in Box I voor particuliere rijksmonumentenpanden wordt per 2019 omgezet naar een subsidieregeling. De subsidie bedraagt 35% van de subsidiabele kosten. Dit kan zowel gaan om onderhouds- als restauratiewerkzaamheden.
- Voor zowel ondernemers in de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting, daalt het percentage van de Energie Investeringsaftrek (EIA) van 54,5% in 2018 naar 45% in 2019. Ondernemers die investeren in energiezuinige bedrijfsmiddelen, kunnen gebruik maken van een extra aftrek op de winst, wanneer dit bedrijfsmiddel op de zgn. Energielijst staat vermeld.
Het kabinet heeft tevens besloten om de overige fiscale ondernemersfaciliteiten als de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en Vrije Afschrijving Milieu-investeringen (Vamil) in stand te houden tot minstens 2024.
- De aftrek van kosten van ondernemers in de inkomstenbelasting wordt beperkt. Met ingang van 2020 zal het tarief waartegen de ondernemersaftrek (oa. zelfstandigen-aftrek, meewerkaftrek, startersaftrek en stakingsaftrek), de MKB Winst-vrijstelling en de TBS-vrijstelling in aftrek worden gebracht, afgebouwd worden met stappen van 3%-punt. Dat betekent dat vanaf 2023 genoemde vrijstellingen en aftrekposten alleen nog in de eerste schijf aftrekbaar zijn tegen het basistarief van 37,05%. De eerste schijf heeft dan overigens een lengte van € 68.508.
- Inkomsten uit Box II voor aanmerkelijk-belanghouders (bij 5% of meer belang in een vennootschap), zal de komende jaren hoger worden belast, maar minder hoog als eerder aangegeven. Het tarief zal in 2021 blijven steken op 26,9%.
- Directeur-grootaandeelhouders met een schuld van meer dan € 500.000 aan hun BV, zullen vanaf 2022 over het meerdere boven de € 500.000 belast worden in Box II. Hoe dit verder vorm gaat krijgen, is op dit moment nog niet uitgewerkt.
- De percentages voor het forfaitair rendement voor Box III zijn aangepast en liggen weer wat dichter bij de werkelijkheid. Het vermogen in Box III wordt, net als in 2017 en 2018, in twee rendementsklassen verdeeld, waarbij uitgegaan wordt dat naarmate het vermogen hoger is, er in verhouding meer wordt belegd dan wordt aangehouden als spaartegoed. In 2019 zal het rendement op sparen (Rendementsklasse 1) 0,13% bedragen en op beleggingen 5,6%. Het heffingsvrije vermogen per persoon wordt verhoogd van € 25.000 naar € 30.000.
|
Grondslag sparen en beleggen na heffingsvrij vermogen |
Sparen 0,13%
|
Beleggen 5,60% |
2019
% Gem.
rendement |
2018
% Gem.
rendement
|
1 |
Tot en met € 71.650 |
67%
|
33% |
1,935% |
2,646%
|
2 |
Van € 71.651 t/m € 989.736 |
21%
|
79% |
4,451% |
4,523%
|
3 |
Vanaf € 989.736 |
0%
|
100% |
5,600% |
5,380%
|
Dividendbelasting
- Om aantrekkelijk te blijven voor internationale bedrijven, schaft het kabinet de ingehouden dividendbelasting van 15% bij uitkering af per 2020. Bij dividenduitkering hoeft er geen aangifte Dividendbelasting meer gedaan te worden.
Omzetbelasting
- Het lage BTW-tarief van 6% gaat per 1 januari 2019 omhoog naar 9%. Goederen en diensten die onder het lage BTW-tarief vallen, zijn onder andere voedingsmiddelen, water, agrarische goederen, geneesmiddelen, kunst en boeken, maar ook reparatie van fietsen, schoenen en kleding, kappersdiensten, werkzaamheden aan woningen ouder dan twee jaar, cultuur en recreatie en sport, waaronder zwembaden en sauna. Deze maatregel zal het meest gevoeld worden door particuliere consumenten.
- Met ingang van 2020 zal de huidige Kleine Ondernemersregeling (KOR) flink aangepast worden. Vanaf dat moment zal de omzet bepalend zijn voor de toepassing hiervan. Een wetsvoorstel noemt een omzetgrens van € 20.000. Ondernemers (hieronder vallen dan ook stichtingen, verenigingen en BV’s) die onder deze grens blijven, worden ontzien van BTW-aangifte. Wanneer zij kiezen voor deze nieuwe regeling, veranderen zij van BTW-belaste ondernemer, naar BTW-vrijgestelde ondernemer. Dit betekent dat ook de voorheffing niet meer aftrekbaar is.
Vennootschapsbelasting
- Het toptarief op de winstbelasting voor vennootschappen voor winsten boven de
€ 200.000, daalt de komende jaren van 25% in 2018 naar 22,25% in 2021, dit in afwijking tot de eerder gemelde 21%. Het tarief voor winsten tot € 200.000 daalt de komende jaren van 20% in 2018 naar 16% in 2021.
- Met ingang van 1 januari 2019 kunnen BV’s hun onroerende zaken niet verder fiscaal afschrijven dan tot 100% van de WOZ-waarde. Tot deze datum was fiscaal afschrijven mogelijk tot 50%, indien het om onroerende zaken in eigen gebruik betreft. Beleggingspanden waren al tot 100% van de WOZ-waarde beperkt.
- De termijn van de voorwaartse verliesverrekening (carry-forward) wordt aangepast van 9 naar 6 jaar. Dit gaat voor het eerst gelden voor verliezen in 2019.
Overige maatregelen
- Met ingang van 1 januari 2019 gaat de maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding met € 200 omhoog, van € 1.500 per jaar naar € 1.700; of € 170 per maand.
- Om het woon-werkverkeer per (elektrische) fiets te stimuleren, wordt het privé-gebruik van een ‘fiets van de zaak’ vereenvoudigd naar een bijtelling van 7% van de nieuwwaarde van de fiets, per jaar. Deze maatregel gaat in per 1 januari 2020.
- De bijtelling voor privé-gebruik van elektrische auto’s wordt aangepast per 1 januari 2019. Nu geldt nog dat alle auto’s die 100% elektrisch rijden, een bijtelling hebben van 4% van de cataloguswaarde. Voor 100% elektrische auto’s die in 2019 worden aangeschaft geldt er een bijtelling van 4% tot € 50.000. Als de cataloguswaarde hoger is, dan geldt hiervoor een bijtelling van 22%. Alle overige auto’s hebben een bijtellingspercentage van 22%. Vanaf 2021 zal ook voor auto’s die 100% elektrisch rijden, een bijtelling van 22% gelden over de gehele cataloguswaarde.
- De energiebelasting op aardgas gaat in 2019 omhoog en die van elektriciteit omlaag, om milieuvervuiling te belasten.
- Als vrouwelijke zelfstandige is het straks mogelijk om ook tijdens het zwanger-schapsverlof, pensioen op te bouwen als er wordt deelgenomen in een pensioenregeling.
- Na de geboorte van een kind, krijgt de partner vanaf 1 januari 2019 maximaal 5 dagen geboorteverlof met loondoorbetaling. Nu is dat nog maximaal 2 dagen. Na 1 april 2019 kan aanvullend geboorteverlof voor maximaal vijf keer de wekelijkse arbeidsduur wordt aangevraagd, waarbij recht bestaat op een uitkering van het UWV van maximaal 70% van het dagloon.