Meer Nieuws

Nieuwbrief van 30 maart 2015

Behandelde onderwerpen in deze nieuwsbrief zijn:

 

Aangifte vóór 15 april ingediend, betekent vóór 1 juli bericht

Staatssecretaris Wiebes heeft onlangs bekendgemaakt, wanneer de aangifte inkomstenbelasting vóór 15 april 2015 is ingediend, de Belastingdienst garandeert dat er vóór 1 juli as. bericht wordt verstuurd. Al eerder was dat gegarandeerd bij indiening vóór 1 april. Wanneer de aangifte tussen 15 april en 1 mei wordt ingediend, wordt het bericht mogelijk ook verstuurd vóór 1 juli, maar wordt niet gegarandeerd.

 

Controlethema’s fiscus

Jaarlijks publiceert de Belastingdienst de controlethema’s waaraan bij controle van de aangifte inkomstenbelasting extra aandacht zal worden geschonken. Voor het aangiftejaar 2014 zal de fiscus aandacht schenken aan de volgende onderwerpen:

De meeste van bovengenoemde onderwerpen waren ook onderwerp van controle in de inkomstenbelasting over 2013. Indien u te maken heeft met één of meerdere controlethema’s, dan zal de Belastingdienst u daar schriftelijk over informeren.

 

Let op: laatste maanden 6% BTW op herstel en renovatie woningen

De tijdelijke regeling van verlaagde BTW-percentage op kosten van arbeid voor herstel, renovatie en verbouw van woningen (alsmede voor aanleg en onderhoud van tuinen), eindigt écht op 30 juni 2015. Het lage BTW-tarief van 6% op de arbeidskosten kan alleen worden toegepast indien het project op 1 juli ís afgerond. Eventueel kan bij grote opdrachten met deelopdrachten worden gewerkt.

 

VAR 2014 ook geldig voor 2015

Wanneer de werkzaamheden, voorwaarden en omstandigheden niet zijn gewijzigd ten opzichte van 2014, hoeft er geen nieuwe VAR voor 2015 aangevraagd te worden.

In onze nieuwsbrief van 12 november, gaven wij aan dat de VAR zal worden vervangen door BGL (Beschikking geen Loonheffing). Met de BGL zouden de ZZP-ers én opdrachtgever gezamenlijk verantwoordelijk worden voor de vraagstelling of er sprake is van dienstbetrekking of niet. Nu momenteel de invoering van de BGL onzeker is, heeft staatssecretaris Wiebes aangegeven, dat de VAR 2014 voorlopig geldig blijft.

 

Belastingrente VPB gedaald

De belastingrente voor de VPB sluit aan bij de wettelijke rente voor handelstransacties. Per 1 maart 2015 is deze belastingrente voor de VPB gedaald van 8,15% naar 8,05%.

De ondergrens voor de belastingrente voor de VPB is 8%. De rente wordt berekend vanaf 1 juli na afloop van het belastingjaar, tot zes weken na de dagtekening van de aanslag. De belastingrente voor de overige belastingen en invorderingsrente sluit aan bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties, en heeft een ondergrens van 4%.

 

Depotstelsel definitief van tafel

Onlangs heeft het ministerie van Financiën definitief besloten dat de invoering van het zgn. depotstelsel niet doorgaat. Het huidige gebruik van G-rekeningen blijft bestaan en zal toekomstbestendiger worden gemaakt. Voor het bedrijfsleven betekent dit dat vrijwaring door storting op een G-rekening onveranderd blijft.

Met een geblokkeerde rekening (de G-rekening) is het mogelijk om inleners- en ketenaansprakelijkheid te voorkomen. Wanneer een uitlener of onderaannemer de Loonbelasting/premie volksverzekeringen of Omzetbelasting niet betaalt, dan kan de inlener/aannemer daarvoor aansprakelijk voor worden gesteld. Dit kan voorkomen worden door een deel van het factuurbedrag op de G-rekening bij de bank te (laten) storten. Deze rekening kan alleen gebruikt worden voor betalingen aan de Belastingdienst. Het genoemde depotstelsel zou dit systeem moeten vervangen.

 

Informatieplicht/aanzegging bij contracten

De werkgever heeft per 1 januari 2015 een informatieplicht/aanzegging bij contracten voor bepaalde tijd van 6 maanden of langer. Er zijn een aantal belangrijke bepalingen ingevoerd die betrekking hebben op flexibele krachten. Eén daarvan betreft de aanzegtermijn van één maand vóór het einde van het contract voor bepaalde tijd van 6 maanden of langer. Dit wil zeggen dat de werkgever de werknemer schriftelijk moet informeren of hij van plan is het contract te verlengen, en zo ja, onder welke voorwaarden.

Wanneer de werkgever hier niet of niet tijdig aan voldoet, is hij een maandloon als vergoeding (of een bedrag naar rato bij te late melding) aan de werknemer verschuldigd. Deze vergoeding kan de werknemer bij de werkgever innen tot 2 maanden na afloop van het contract. Dat geldt dus ook als het contract wordt voortgezet. Deze wijziging gaat in voor contracten die op of na 1 februari 2015 eindigen.

Special: Transitievergoeding bij ontslag

Met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid gaan een aantal maatregelen per 1 juli 2015 in. Eén hiervan is de Transitievergoeding bij ontslag. Tot 1 juli 2015 geldt in hoofdlijnen dat werknemers die ontslagen worden via het UWV geen recht hebben op een ontslagvergoeding, terwijl werknemers die ontslagen worden via de kantonrechter aanspraak kunnen maken op een ontslagvergoeding berekend volgende de zogeheten ‘kantonrechtersformule’.

Om deze ongelijkheid recht te trekken geldt vanaf 1 juli 2015 de hoofdregel dat iedere werknemer die tenminste 2 jaar in dienst is en ontslagen wordt, recht heeft op een ontslagvergoeding die ‘transitievergoeding’ wordt genoemd.

Een transitievergoeding is vanaf 1 juli 2015 ook verschuldigd indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die ten minste 2 jaar heeft geduurd, niet wordt verlengd. Anders dan voorheen hebben ook werknemers die na 2 jaar ziekte worden ontslagen, recht op de transitievergoeding.

 

Wanneer bestaat er recht op een transitievergoeding?

In de volgende gevallen is een transitievergoeding verschuldigd bij arbeidsovereenkomsten die minimaal 2 jaar hebben geduurd:

 

Een transitievergoeding is niet verschuldigd als:

 

Hoe hoog is de transitievergoeding?

De hoogte van de transitievergoeding is afhankelijk van leeftijd, loon en het aantal jaren dat bij de werkgever is gewerkt. De transitievergoeding wordt als volgt berekend:

Voor de eerste tien dienstjaren is er recht op één-derde maandsalaris per dienstjaar.

Vanaf het tiende dienstjaar is de vergoeding een halve maandsalaris per dienstjaar.

Bij een werknemer die bij ontslag 50 jaar of ouder is en de arbeidsovereenkomst ten minste 10 jaar geduurd heeft geduurd, is de vergoeding over de dienstjaren ná het bereiken van de leeftijd van 50 jaar één maandsalaris per dienstjaar. Deze hogere vergoeding voor 50+ werknemers geldt tot 1 januari 2020 en geldt niet bij kleinere werkgevers die minder dan 25 werknemers in dienst hebben.

Maximale hoogte van de transitievergoeding

De wetgever heeft een maximum gesteld aan de hoogte van de transitievergoeding. De maximale transitievergoeding bedraagt
€ 75.000 bruto. Indien het jaarsalaris hoger is dan € 75.000 bruto, dan is de maximale transitievergoeding gelijk aan het jaarsalaris.

 

Speciale regeling voor kleine werkgevers

Voor werkgevers die gemiddeld minder dan 25 werknemers in dienst hebben, geldt een speciale regeling bij het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding. Voor deze werkgevers tellen de dienstjaren vóór 1 mei 2013 niet mee bij de berekening van de transitievergoeding als er sprake is van ontslag wegens bedrijfseconomische redenen, ingegeven door een slechte financiële situatie van de werkgever.

 

Extra vergoeding bij ernstige verwijtbaarheid

In geval van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werkgever kan werknemer een extra vergoeding aan de kantonrechter verzoeken. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan: discriminatie, seksuele intimidatie, grove veronachtzaming van de re-integratieverplichtingen, valse ontslaggrond, en het opzettelijk verstoren van de arbeidsrelatie.

 

Verlaging van de transitievergoeding met gemaakte kosten voor ‘employabiliteit’ werknemer

Indien de werkgever ten behoeve van de werknemer kosten heeft gemaakt met het doel werkloosheid te voorkomen of te bekorten (denk aan outplacementkosten) dan kunnen deze kosten in mindering komen op de transitievergoeding. Hetzelfde geldt voor scholingskosten die niet op de eigen functie van werknemer gericht zijn.

 

Ontslagvergoeding afgesproken in vaststellingsovereenkomst of bij cao

Ook na 1 juli 2015 blijft het mogelijk dat werknemer en werkgever zelf de hoogte van de ontslagvergoeding bepalen. Zo zouden zij ervoor kunnen kiezen de kantonrechtersformule te blijven hanteren bij het berekenen van de ontslagvergoeding. De individuele ontslag-afspraken kunnen worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Ook bij CAO of bij collectief ontslag (Sociaal Plan) kan afgeweken worden van de standaard transitievergoeding.

 

Per welke datum geldt de transitievergoeding?

De regels omtrent de transitievergoeding gelden met ingang van 1 juli 2015. Op procedures die voor 1 juli 2015 bij het UWV of de kantonrechter zijn gestart, gelden de regels aangaande de transitievergoeding niet, ook al valt de uitspraak van het UWV of de kantonrechter ná 1 juli 2015.

De regels over de transitievergoeding gelden ook voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die op of na 1 juli 2015 tot een einde komen, ook al zijn deze overeenkomsten voor 1 juli 2015 aangegaan.

 

Afwijkende regeling in CAO of Sociaal Plan

De regels over de transitievergoeding gaan per 1 juli 2015 in. In het geval de werkgever echter nog gebonden is aan afwijkende regels in de CAO of Sociaal Plan, dan gaan die afwijkende regels voor tot 1 juli 2016. De werkgever hoeft dus niet ‘dubbel’ te betalen.

 

Advies en rechtshulp bij de transitievergoeding. Hogere vergoeding vaak mogelijk!

De regels omtrent de transitievergoeding en een eventuele aanvullende vergoeding zijn niet eenvoudig. Vraag daarom altijd advies voordat er wordt ingestemd met ontslag of een vergoeding. Dat laatste is vooral mogelijk in het geval de reden van ontslag discutabel is.

 


terug