Meer Nieuws

Nieuwsbrief van 8 mei 2014

Behandelde onderwerpen in deze nieuwsbrief:

 

Inkeerdersregeling 

Tot 1 juli 2014 hebben zgn. zwartspaarders de kans, om zonder boetes hun geheime tegoeden op buitenlandse bankrekeningen op te geven aan de Belastingdienst. Over het geheime vermogen wat ná deze datum aan het licht komt, wordt een boete van 30% opgelegd en ná 1 juli 2015 zelfs 60%. Laatst genoemde datum is tevens de datum waarop er een einde komt aan het bankgeheim binnen de Europese Unie.

 

Verblijfskosten eigen rijders 

Transportondernemers, die meerdaagse internationale ritten maken én voldoen aan een aan-tal voorwaarden, kunnen een vast bedrag aan verblijfskosten aftrekken voor de inkomstenbe-lasting. Deze is voor 2014 vastgesteld op € 34,00 per gereden dag (2013: € 33,50).

Voorwaarden die aan deze aftrekmogelijkheid verbonden zijn, zijn:

Er hoeven geen specificaties en bewijsstukken van de verblijfskosten overlegd te worden.

Hierbij tellen de vertrek- en terugkomstdag mee voor een halve dag.

Er kan ook gekozen worden voor aftrek van de werkelijke gemaakte verblijfskosten, in het geval de werkelijke kosten hoger zijn dan de vaste bedragen per gereden dag. In dat geval zullen de bewijsstukken van de verblijfskosten wél bewaard moeten worden.

 

Versoepeling Besluit Investeringsaftrek

Het onlangs gepubliceerde nieuw Besluit Investeringsaftrek, heeft betrekking op de Kleinschaligheidsaftrek (KIA), de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige Afschrijvingen Milieu-bedrijfsmiddelen (Vamil).

Wanneer wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen, kan maximaal 28% van het totaal geïnvesteerde bedrag in mindering worden gebracht op de Winst uit Onderneming of het Belastbaar bedrag in de sfeer van de vennootschapsbelasting. Investeringen in energie-zuinige technieken en/of duurzame energie geeft recht op 41,5% (extra) EIA van het investeringsbedrag. Van de MIA kan gebruik gemaakt worden bij investeringen in bepaalde milieuvriendelijke technieken; dit kan oplopen tot maximaal 36%. De Vamil geeft de mogelijkheid om 75% van de investeringskosten op een willekeurig moment af te schrijven.

Het nieuwe Besluit vermeldt de volgende versoepelingen:

–      Milieuvriendelijke auto’s.
Voor semi-elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 50 gr/km of minder én voor bepaalde bedrijfsauto’s op aardgas geldt een aftrek in het kader van de MIA van maximaal 36%. Naast de CO2-uitstoot-grens geldt er ook een investeringsplafond. Voorwaarde hierbij is wel dat het gaat om een ‘niet eerder gebruikt bedrijfsmiddel’. Bij deze voorwaarde wordt aangesloten bij de definitie voor nieuwe vervoermiddelen in de Omzetbelasting. Dat betekent dat ook jong gebruikte auto’s van maximaal 6 maanden oud of met maximaal 6.000 kilometer op de teller in aanmerking komen voor de MIA.

–      Bedrijfsmiddelen die nog niet op de Energie- of Milieulijst staan.
Wanneer een bedrijfsmiddel in eigen bedrijf wordt ontwikkeld en deze staat op moment van ontwikkeling nog niet, maar later wél, op de Energie- of Milieulijst, dan kan, op verzoek en onder voorwaarden, op later tijdstip toch EIA of MIA verkregen worden.

–      Asbesthoudende daken.
Met ingang van 1 januari 2014 kan onder bepaalde voorwaarden de vervanging van asbesthoudende daken, dakgoten of gevel als investering voor de KIA worden aangemerkt. Er hoeft geen onderscheid gemaakt te worden in onderhoud en ver-betering. Dit betekent dat over de totale kosten zowel aanspraak op MIA als KIA ge-maakt kan worden. Voorwaarde hierbij is dat de dakvervanging aangemerkt wordt als investering en dat het onderhoudscomponent niet ineens als kosten in mindering wordt gebracht op de winst. Tevens kan mogelijk gebruik gemaakt worden van Vamil.

–      Verzuim keuze voor KIA.
Voor toepassing van de KIA, MIA en EIA dient te worden verzocht bij de aangifte Inkomstenbelasting of Vennootschapsbelasting. Sinds het nieuwe Besluit is het mogelijk om binnen 5 jaar, na het einde van het jaar waarin de investeringsaftrek in aanmerking had kunnen komen, de investeringsaftrek (KIA, MIA en/of EIA) alsnog toe te passen.

 

Wet Werk en Zekerheid per 1 juli as.   

In onze nieuwsbrief van 20 maart jl. gaven wij een opsomming van wijzigingen op de Wet Werk en Zekerheid. Een aantal van deze wijzigingen gaan al in op 1 juli as., zoals:

–      Bij tijdelijke arbeidscontracten van maximaal 6 maanden, is het niet meer toegestaan een proefperiode af te spreken;

–      Bij tijdelijke arbeidscontracten met een duur van maximaal 6 maanden, is het opnemen van een concurrentiebeding niet meer mogelijk, tenzij er zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen wegen;

–      De nieuwe wettelijke aanzegtermijn voor tijdelijke contracten met een duur van 6 maanden of langer is uiterlijk één maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst. De werkgever dient de werknemer schriftelijk te informeren over het al dan niet voortzetten van het contract. Indien hij dit verzuimd, is de sanctie  één maandsalaris. Dit geldt ook voor tijdelijke contracten die zijn aangegaan vóór 1 juli 2014, maar aflopen na deze datum.

De overige wijzigingen in de Wet Werk en Zekerheid worden ingevoerd vanaf 1 juli 2015, zoals op het gebied van ketenbepaling, ontslagroute en transitievergoeding.  

 

Wijziging waardering DGA-pensioen

Met ingang van boekjaar 2014, zal de waardering van pensioen in eigen beheer op een andere manier opgenomen moeten worden in het jaarverslag. Dit heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) onlangs bekendgemaakt.

In veel gevallen is het pensioen in eigen beheer gewaardeerd op fiscale gronden, waarbij gerekend is met een rekenrente van 4%. Aangezien de marktrente afgelopen jaren een stuk lager ligt, wijkt de fiscale waardering behoorlijk af van de economische waarde van de pensioenverplichting. De RJ geeft aan dat de pensioenverplichting gewaardeerd moet worden tegen het bedrag waarvoor, in theorie, de verplichting overgedragen zou kunnen worden aan een professionele verzekeraar. In veel gevallen betekent dit op economische gronden. De nieuwe richtlijn gaat gelden voor boekjaren die op of na 1 januari 2014 beginnen.

 

Special: auto van de zaak

Privé-gebruik en bijtelling

Wanneer een werkgever een auto ter beschikking stelt aan een werknemer, komt de fiscus ook om de hoek kijken. In de eerste plaats zal bekeken moeten worden of de auto ook voor privé-doeleinden gebruikt wordt. Wanneer aangetoond kan dat de werknemer de auto minder dan 500 kilometer per jaar voor privé-doeleinden, hoeft er géén bijtelling voor de inkomstenbelasting gemaakt te worden. Hierbij geldt dat de kilometers woon-werk als zakelijk mogen worden meegerekend.

Wanneer de werknemer de auto wel in privé-sfeer gebruikt, zal voor het privé-gebruik een bijtelling bij het loon opgeteld worden. Het bijtellingspercentage is afhankelijk van de CO2-uitstoot en brandstofgebruik van de betreffende auto. Tevens kunnen er onderling afspraken worden gemaakt over de eigen bijdrage van de werknemer in de autokosten. Zowel de bij-telling als deze bijdrage zal juist verrekend moeten worden in de salarisadministratie.

De 500 kilometergrens geldt per werknemer op jaarbasis, ongeacht het aantal auto’s waarin hij dat jaar gereden heeft! Wanneer de werknemer een deel van het jaar de beschikking heeft over een auto, geldt de 500 kilometergrens naar rato van het aantal maanden.

 

 

Privé-gebruik en BTW-correctie

De BTW-correctie voor privé-gebruik van auto’s is gewijzigd per 1 juli 2011. De BTW kan slechts als voorheffing worden meegenomen, voor zover de auto van de zaak voor zakelijke doeleinden is gebruikt. Voor de BTW-correctie geldt echter dat woon-werkverkeer als privé (!) moet worden aangemerkt. Wanneer het lastig is het zakelijk gebruik van de auto(‘s) te bewijzen, is het mogelijk een forfait van 2,7% van de cataloguswaarde toe te passen als BTW-correctie. Wanneer een auto langer dan 5 jaar op de balans staat, óf wanneer de betreffende auto als zgn. ‘marge-auto’ is gekocht, kan worden volstaan met een forfait van 1,5% van de cataloguswaarde.

Onlangs heeft de Rechtbank uitspraken gedaan n.a.v de gewijzigde manier van BTW-correctie. In deze uitspraken wordt een verschil aangegeven tussen ter beschikking gestelde auto als investeringsgoed (dus balanspost) en auto’s die worden gehuurd of geleased.

De Rechtbank gaat ervan uit dat bij privé-gebruik van een investeringsgoed, er sprake is van een fictieve dienst. Als BTW-correctie kan dan het forfait toegepast worden. Bij operational-lease is geen sprake van een dienst, en kan het forfait (zie hierboven) niet zonder meer toegepast worden. Dit betekent echter niet dat daarom alle BTW als voorheffing mee-genomen kan worden. De BTW op de kosten zijn namelijk slechts aftrekbaar voor zover de auto voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt.

Over de correctie van BTW voor huur- en leaseauto’s bestaat nu nog geen duidelijkheid; hierover wordt waarschijnlijk nog doorgeprocedeerd. In geval van ter beschikking stellen van een huur- of leaseauto aan een werknemer, zien wij de volgende opties:

  1. De Hoge Raad keurt de huidige methode van de Belastingdienst goed; dus forfait of op basis van zakelijke kilometers in verhouding tot totale kilometers;
  2. De Hoge Raad wijst gebruik van forfait af en slechts aftrek van voorheffing voor de zakelijke kilometers is mogelijk; hierbij is een sluitende km-administratie van belang.
  3. De Hoge Raad wijst gebruik van forfait af, aangezien bij operational lease het zakelijk gebruik voorop staat. Hierbij is er dus geen BTW-correctie aan de orde!

 

Afhankelijk van het belang kan het daarom raadzaam zijn om in de suppletie-aangifte de BTW te corrigeren met toepassing van het forfait. Wanneer de naheffingsaanslag wordt opgelegd, zal er bezwaar moeten worden gemaakt, in afwachting op de lopende procedure. Bij negatieve uitkomst, kan het bezwaar altijd nog ingetrokken worden.


terug