Behandelde onderwerpen in deze nieuwsbrief:
Verblijfkosten eigen rijders
Onlangs is een regeling getroffen voor transportondernemers/eigen rijders die meerdaagse internationale ritten maken met betrekking tot de aftrek van verblijfkosten ten laste van de winst uit onderneming. Met het oog op doelmatigheidsoverwegingen, administratieve lastenverlichting en ter harmonisatie, heeft de Staatssecretaris ingestemd met normering van deze kosten.
Het in aanmerking te nemen bedrag aan verblijfskosten per gereden dag wordt jaarlijks aangepast en gepubliceerd op www.belastingdienst.nl. Ook de bedragen van de afgelopen vijf jaren, zijn op deze site te raadplegen, via de zoekterm ‘eigen rijders’.
Depotstelsel in zicht
De Belastingdienst, de banken en het bedrijfsleven hebben afspraken gemaakt dat het zgn. G-rekeningenstelsel wordt vervangen door het Depotstelsel per 1 januari 2014. Voor de vervanging hiervan is een overgangsperiode van één jaar afgesproken. Het G-rekeningen-stelsel, waarbij een G-rekening wordt aangehouden bij de bank, vervalt dus op 1 januari 2015.
Het Depotstelsel houdt in dat aannemers en inleners het bedrag dat zij nu nog op de G-rekening van de onderaannemer of uitlener storten, straks overmaken naar diens Depotrekening bij de Belastingdienst. Een Depotrekening moet worden aangevraagd bij de Belastingdienst.
Het bedrag dat in depot wordt gehouden, zal eerst worden aangewend om verschuldigde belastingen en premies te voldoen. De Belastingdienst zal onder de nieuwe regeling, na aanmaning van betaling, zelf bevoegd zijn om het verschuldigde bedrag uit het depot te halen.
Over het bedrag in depot, zal een rentevergoeding worden betaald die hoger is dan op een G-rekening en er worden geen kosten in rekening gebracht voor het aanhouden van een depot. Voor de uitlener en onderaannemer is de nieuwe regeling dus (financieel) aantrekkelijker.
Pensioenleeftijd naar 66 jaar in 2020
De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel van Minister Kamp (SZW) om pas in 2020 de AOW-leeftijd te verhogen van 65 naar 66 jaar. Hierdoor krijgen mensen langer de tijd om pensioen op te bouwen en daardoor kunnen de opbouwpercentages van de pensioen-premies omlaag. Het uitgangspunt is om in plaats van 35 jaar, een volledig pensioen op te bouwen in 40 jaar.
Tot 2013 blijft de pensioenopbouw nog ongewijzigd. Vanaf 2013 bouwen mensen jaarlijks 1,75% (in plaats van 2%) op voor de eindloonregeling. Voor de middelloonregeling gaat de premie omlaag van 2,25% naar 2%. De reeds opgebouwde pensioenrechten blijven intact. De teruglopende beroepsbevolking en toename van het aantal 65-plussers maken langer doorwerken noodzakelijk.
Inleners- en ketenaansprakelijkheid
Bij aansprakelijkheid voor belastingschulden, gaat het over schulden waar een ander aansprakelijk voor is dan degene die de belasting materieel is verschuldigd.
Van inlenersaansprakelijkheid is sprake, wanneer u of uw BV personeel inleent bij een andere partij. Een voorwaarde hierbij is dat de ingeleende arbeidskracht onder uw leiding en toezicht werkzaam is. Dit is ook aan de orde als u het ingeleende personeel weer doorleent aan een andere partij. De inlenersaansprakelijkheid is van toepassing op de BTW, de loonbelasting en de sociale premies welke betrekking hebben op de vergoeding van het uitlenen van het personeel. Omdat u zelf geen controle heeft of de uitlener aan zijn fiscale verplichtingen voldoet, maar hier wel aansprakelijk voor bent, wordt een deel van de factuur betaald op een zgn. G-rekening van de uitlener. Van deze rekening worden alleen belastingen en sociale premies betaald. Hiermee sluit u uw aansprakelijkheid uit.
Ketenaansprakelijkheid heeft betrekking op aannemers en onderaannemers. Bij deze vorm van aansprakelijkheid gaat het alleen om Loonheffingen en niet om BTW. Voor deze laatste belasting heeft de Belastingdienst namelijk de verleggingsregeling in het leven geroepen. Indien u als (hoofd)aannemer een onderaannemer inhuurt om een (deel van een) klus uit te voeren, dan bent u als hoofdaannemer aansprakelijk voor de loonbelasting van de onder-aannemer. Om aan deze aansprakelijkheid te ontkomen, kunt u van het G-rekeningstelsel gebruik maken.
Zowel bij de inlenersaansprakelijkheid als bij de ketenaansprakelijkheid geldt dat er geen aansprakelijkheid geldt als aannemelijk gemaakt kan worden dat het niet betalen van de verschuldigde premies niet aan een (onder)aannemer te wijten is.
Verklaring ArbeidsRelatie (VAR)
Bij het aangaan van een overeenkomst met personen die zich kwalificeren als zelfstandige (freelancer, ZZP-er), of als ondernemer met een BV (dga), dan moet u zeker weten dat het gaat om een zelfstandige ondernemer, waarvoor u geen loonheffingen moet inhouden. Er zal duidelijkheid verschaft moeten worden over de arbeidsverhouding. Hiertoe dient een zgn. VAR-verklaring overlegt te worden. De zelfstandige dient een VAR-verklaring aan te vragen voor een bepaalde termijn met hierin vermeld de te verrichten werkzaamheden waarvoor de VAR geldt.
Om te voorkomen dat de Belastingdienst u achteraf als werkgever beschouwt en premies dient af te dragen over uw vermeende werknemer, zult u vòòr aanvang van een opdracht een geldige VAR-verklaring moeten ontvangen (let op de te verrichten werkzaamheden), de identiteit van de opdrachtnemer moeten vaststellen en een geldig ID-bewijs bewaren.
Er bestaan diverse VAR-verklaringen:
VAR-WUO (winst uit onderneming; de zgn. ZZP-er),;
VAR-dga (voor de directeur groot-aandeelhouder die via zijn/haar BV werkzaamheden verricht); Let hierbij op de inlenersaansprakelijkheid!
VAR-ROW (bij werkzaamheden uit overige werkzaamheden);
VAR-loon (bij loon uit dienstbetrekking).
Bij de VAR-loon moet u als opdrachtgever alsnog loonheffing inhouden en afdragen. Bij de VAR-ROW is het onduidelijk of het om een zelfstandige of een werknemer gaat. U loopt hierbij dus het risico op naheffingsaanslagen.
Gecombineerde opgave
Wanneer een landbouwer bij de gecombineerde opgave opzettelijk een té hoge oppervlakte landbouwgrond opgeeft, volgen de volgende sancties:
Bedraagt het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de op basis van de regels geconstateerde oppervlakte meer dan 0,5% of meer dan 1 hectare, dan krijgt de landbouwer de steun waar hij in dat jaar aanspraak op zou krijgen, niet toegekend (uitsluiting).
Als het verschil echter groter is dan 20%, wordt behalve de uitsluiting in het jaar van aanvraag, tevens een bedrag als sanctie opgelegd ten hoogte van drie maal het voordeel die hij zou hebben gehad bij de opzettelijke verkeerde aanvraag.
Ook herhaaldelijk opgeven van dezelfde foutieve oppervlakte wordt gezien als opzet.