Behandelde onderwerpen in deze nieuwsbrief:
Minimumloon per 1 juli 2011
Per 1 juli 2011 stijgt het Wettelijk Minimumloon en minimumjeugdloon met 0,76%. Bij een volledig dienstverband (40 uur per week) bedraagt het minimumloon per 1 juli 2011 voor werknemers van 23 jaar en ouder:
€ 1.435,20 per maand
€ 331,20 per week
€ 66,24 per dag
In de onderstaande tabellen kunt u de bedragen naar leeftijd en arbeidsduur zien:
Minimumjeugdloon per 1 juli 2011:
Leeftijd Minimumloon/dag Minimumloon/week Minimumloon/maand
22 jaar € 56,30 € 281,50 € 1.219,90
21 jaar € 48,02 € 240,10 € 1.040,50
20 jaar € 40,74 € 203,70 € 882,65
19 jaar € 34,78 € 173,90 € 753,50
18 jaar € 30,14 € 150,70 € 653,90
17 jaar € 26,16 € 130,80 € 566,90
16 jaar € 22,85 € 114,25 € 495,15
15 jaar € 19,87 € 99,35 € 430,50
Minimumuurloon per 1 juli 2011:
Afhankelijk van het aantal uren bij fulltime dienstverband volgens de CAO (bijvoorbeeld 36, 38 of 40 uur) kan het uurloon wijzigen:
Leeftijd Uurloon bij 36 uur Uurloon bij 38 uur Uurloon bij 40 uur
23 jaar e.o. € 9,20 € 8,72 € 8,28
22 jaar € 7,82 € 7,41 € 7,04
21 jaar € 6,67 € 6,32 € 6,00
20 jaar € 5,66 € 5,36 € 5,09
19 jaar € 4,83 € 4,58 € 4,35
18 jaar € 4,19 € 3,97 € 3,77
17 jaar € 3,63 € 3,44 € 3,27
16 jaar € 3,17 € 3,01 € 2,86
15 jaar € 2,76 € 2,61 € 2,48
Kleine Banen Regeling vervalt
De Regeling Kleine Banen is in 2010 ingevoerd en houdt in dat werkgevers premievrijstelling kunnen ontvangen voor jongeren die minder dan 50% van het wettelijk minimumloon verdienen. Het doel van deze regeling is om de werkgelegenheid onder de jongeren te stimuleren en zo de jeugdwerkloosheid te verminderen.
Uit onderzoek is gebleken dat de effecten van deze regeling zeer gering zijn. De Regeling Kleine Banen loopt vanzelf af per 1 januari 2012, tenzij vóór die datum een nieuw wetsvoorstel bij de Tweede Kamer is ingediend dat een vergelijkbare regeling bevat. Gezien de conclusie van het onderzoek is minister Kamp van Sociale Zaken niet voornemens zo’n wetsvoorstel in te dienen. Daarmee eindigt de regeling per 1 januari 2012.
Heffingsrente fiscus
Het tarief voor de heffingsrente en invorderingsrente voor het 3e kwartaal 2011 is vastgesteld op 2,75%. Dat is 0,25% hoger dan het percentage dat voor het 2e kwartaal én 1e kwartaal 2011 gold. Het percentage is voor het eerst sinds het 3e kwartaal 2009 weer gestegen.
Overgangsmaatregel verlaagd BTW-tarief
In onze nieuwsbrief van 28 september 2010 berichtten wij dat het lage BTW-tarief voor renovatie en onderhoud van een (meer dan 2 jaar oude) woning tijdelijk gebruikt kan worden. Deze regeling om de werkgelegenheid in de (particuliere) bouw te stimuleren zou eindigen op 1 juli 2011.
Staatssecretaris Weekers van Financiën geeft gehoor aan vragen uit de branche om de regeling te verlengen. Van de regeling kan nog tot 1 oktober 2011 gebruik worden gemaakt, mits de werkzaamheden vóór 1 juli 2011 zijn begonnen én vóór 1 oktober 2011 zijn afgerond. De verbouwing of renovatie kan als afgerond worden beschouwd, als de oplevering heeft plaatsgevonden en de consument het werk heeft aanvaard. Ook het feit dat de consument het werk heeft betaald, geldt als aanvaarding. Vanaf 1 oktober 2011 is het loket echt gesloten, aldus de staatssecretaris.
Uniforme aanlevering van financiële informatie
Er komt één duidelijke standaard voor het aanleveren van allerlei financiële informatie bij de Belastingdienst, het CBS en de Kamers van Koophandel (KVK). De Overheid gaat met ingang van 1 januari 2013 werken met één standaard voor de aangiften voor Inkomstenbelasting en Vennootschapsbelasting. Deze standaard wordt SBR (Standard Business Reporting) genoemd. Het gaat om aangiftes die ondernemers rechtstreeks doen vanuit softwarepakketten of via intermediairs, zoals accountants. In de jaren erna kunnen ook andere belastinggegevens en de aanlevering van statistieken bij het CBS en de jaarrekeningen bij de KVK via de nieuwe standaard gebeuren.
Met SBR kunnen ondernemers gegevens uit hun administratie eenvoudig (her)gebruiken. Ook banken werken in toenemende mate met deze standaard bij bijvoorbeeld kredietrapportages. Zowel de uitvragende (Belastingdienst, KVK, CBS, banken) als de aanleverende partijen (ondernemers, accountants- en administratiekantoren) hebben hier voordeel mee doordat rapportages sneller kunnen worden samengesteld en verwerkt. Tevens zijn de gegevens beter uitwisselbaar en van betere kwaliteit doordat er minder fouten optreden.
Door de gefaseerde invoering van de SBR-standaard is het mogelijk voor de softwareleveranciers om tijdig hun pakketten SBR-geschikt te maken. De betrokken partijen verwachten dat de overgang naar SBR geen hogere kosten voor de ondernemer met zich mee zal brengen.
Nieuwe verlofregeling 2012
Met ingang van 1 januari 2012 wijzigt de Wet bij opbouw van vakantierechten. De wijziging betreft de opbouw van wettelijke vakantiedagen bij (langdurige) ziekte en het verplicht opnemen van de wettelijke vakantiedagen.
Thans bouwt een werknemer minimaal (= wettelijk) 20 vakantiedagen op bij een fulltime dienstverband. Bij tussentijdse indiensttreding en bij parttime dienstverband dient de aanspraak naar rato te worden berekend. Zieke werknemers bouwen slechts vakantiedagen op over het tijdvak van de laatste zes maanden waarin wegens ziekte geen arbeid werd verricht. Hierdoor bouwt een zieke werknemer doorgaans minder vakantiedagen op als een gezonde werknemer. De wetswijziging per 1 januari 2012 schaft de beperkte opbouw van het minimum vakantiedagen tijdens ziekte af. Wel zal een zieke werknemer die tijdelijk wil worden vrijgesteld van zijn re-integratieverplichtingen, hiervoor zijn vakantiedagen moeten opnemen.
De huidige verjaringstermijn van niet opgenomen (wettelijke) vakantierechten, is vijf jaar. In de nieuwe wet zullen de wettelijke vakantiedagen binnen zes maanden na het opbouwjaar moeten worden opgenomen, waarna ze komen te vervallen. De ‘bovenwettelijke’ vakantiedagen vallen buiten deze nieuwe regeling.
De wetswijziging betekent dat werkgevers het verlofregistratiesysteem zullen moeten aanpassen, waarin onderscheid moet worden gemaakt tussen het opnemen van wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen. Daarbij is het verstandig voor werkgevers ook de huidige arbeidsvoorwaardenregeling aan de nieuwe wetgeving aan te passen.
Uit de praktijk …… FOR versus lijfrentepremie
Heeft u als IB-ondernemer in het verleden een FOR opgebouwd, en verwacht u dat u deze in de (nabije) toekomst tegen 52% moet afrekenen, dan bestaat de mogelijkheid om de FOR nu al in delen af te bouwen mits u ook lijfrentepremie betaalt en aftrekt van uw belastbaar inkomen.
In de aangifte voor Inkomstenbelasting is het mogelijk om de FOR vrij te laten afnemen bij aftrek van lijfrentepremies ter compensatie van pensioentekort. Uw belastbaar inkomen wordt weliswaar verhoogd met de afname FOR, maar slechts voor 88%, daar de MKB-vrijstelling van 12% ook dit bedrag meeneemt in haar berekening. Een voorbeeld kan het bovenstaande verduidelijken:
Winst uit onderneming 40.000
Lijfrentepremie (jaarruimte) 5.000
In de gewone situatie bedraagt het belastbaar inkomen:
Winst uit onderneming 40.000
Af: MKB-vrijstelling – 4.800
Af: Lijfrentepremie – 5.000
Belastbaar inkomen 30.200
Het belastbaar inkomen met afname FOR bedraagt:
Winst uit onderneming 40.000
Bij: Afname FOR +5.000
Af: MKB-vrijstelling – 5.400
Af: Lijfrentepremie – 5.000
Belastbaar inkomen 34.600
U betaalt in dit geval nu over € 4.400 belasting tegen het tarief van de 2e schijf, in plaats van
€ 5.000 over de 4e schijf in de toekomst. Ondertussen daalt uw stand FOR.
Tevens wijzen wij u erop, dat een verplichte afname van de FOR plaatsvindt, wanneer het ondernemingsvermogen onder de eindstand FOR uitkomt én u niet aan het urencriterium kan voldoen. Ook bij (gedeeltelijk) staken van de onderneming en bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd mag de eindstand FOR niet boven het ondernemingsvermogen uitkomen.